Totale stilstand bij uniformisering Brusselse zwembaden 

 “Bij het einde van de regeerperiode moeten we vaststellen dat er geen enkele vooruitgang is geboekt in de uniformisering van de Brusselse zwembaden.” Uit een antwoord van bevoegd minister Clerfayt op de vraag van N-VA parlementslid Mathias Vanden Borre blijkt nu dat er – ondanks de talrijke bestaande studies – nog een extra studie lopende is.  

 Een dikke maand voor de verkiezingen moet een nieuwe studie bepalen OF een supralokale structuur al dan niet nodig is, en zo ja, welke juridische vorm die moet aannemen. “Het gaat nochtans over een maatregel die reeds in 2019 in het Regeerakkoord werd opgenomen. De werkgroep met het Gewest en de gemeenten is welgeteld één keer samengekomen, met name om te beslissen over de start van de audit van de bestaande zwembaden. Een dikke buis dus voor de bevoegde minister die op dit vlak, behalve wat studiewerk, werkelijk niets gerealiseerd heeft op vijf jaar,” aldus Vanden Borre. 

 

Ik heb reeds meermaals vragen gesteld over de problematiek van het structureel tekort aan zwemwater in het Gewest en het gebrek aan uniformiteit bij de bestaande zwembaden. Ik wees daarbij op de zware overbelasting van de huidige zwembaden, waardoor vele Brusselaars de toegang tot zwemmen in feite ontzegd wordt. Mijn uitspraken en kritieken werden recent (januari 2024) bevestigd in een studie uitgevoerd door Perspective.1 In de conclusie van die studie wordt onder meer gewezen op de beperkte openingsuren, de verschillende tarieven, en de versnipperde bevoegdheden – waarbij het Gewest bevoegd is voor de financiering van sportinfrastructuur en de gemeenten voor het beheer.”, stelt Vanden Borre.  

 De studie formuleert ook aanbevelingen, zoals de oprichting van een beheerdersnetwerk, een uitbreiding van de openingsuren, een bundeling van beheerderstaken en -kosten voor meer budgettaire efficiëntie, en het gebruik van doeltreffende informatie- en communicatiesystemen voor de gebruikers. Een optimalisering van de werking van de zwembaden alleen volstaat volgens de onderzoekers evenwel niet om de achterstand weg te werken die Brussel in de loop der jaren heeft opgelopen. Het tweede luik beoogt daarom een doelstelling op langere termijn, namelijk een verbetering van het aanbod door de bouw van nieuwe zwembaden. Daarvoor wordt door de onderzoekers gekeken naar modellen waarbij er partnerschappen worden aangegaan met de privésector zodat de overheden, met name de gemeenten, niet de financiële lasten moeten dragen. “Stuk voor stuk interessante voorstellen die best zo snel als mogelijk ingevoerd worden.”, meent Vanden Borre. 

 In het regeerakkoord van de Brusselse meerderheid werd reeds in 2019 voorgesteld om een “bovengemeentelijke structuur” op te richten, o.a. om nieuwe openbare zweminfrastructuur te ontwikkelen. Deze regering zou gewestelijke beheersregels vastleggen voor de zwembaden die door de gemeenten aan deze bovengemeentelijke structuur worden toevertrouwd en zou daarbij bijzondere aandacht besteden aan de harmonisering van de tarieven en de niet-discriminatie tussen Brusselaars. “Vijf jaar later stel ik helaas vast dat niets van dat alles op vandaag gebeurd is en dat er bij het aflopen van de legislatuur geen enkele vooruitgang is geboekt. Ik kan dus enkel hopen dat er na de verkiezingen wel een daadkrachtige regering gevormd wordt die na decennia stilstand eindelijk werk maakt van een vergewestelijking van de Brusselse zwembaden. Op die manier kunnen de nodige investeringen, langere openingsuren én uniforme prijzen gegarandeerd worden voor alle Brusselaars.”, besluit Vanden Borre.